Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En wanneer de [32]kinderen uws volks tot u zullen spreken, zeggende: Zult gij ons niet te kennen geven, [33]wat u deze dingen zijn? 32. Zie boven hfdst.3 vs.11. 33. Dat is, wat zij beduiden of betekenen, en wat Gij daarmede meent, wat daardoor te verstaan zij; zie boven hfdst.24 vs.19.